Eigen schuld, dikke buik? Waarom diëten (bijna) nooit werken

eigen-schuld-dikke-buik-waarm-dieten-bijna-nooit-werken


Het gros van de mensen beschouwd ‘lichaamsgewicht’ als een simpele optelsom van ‘dat wat je eet minus de mate waarin je beweegt’. Voortbordurend op deze gedachte, worden mensen met overgewicht veelal beschouwd als zijnde lui, vraatzuchtig en persoonlijk verantwoordelijk voor (lees: schuldig aan) hun eigen zwaarlijvigheid (Crandall, 1994; Crandall et al., 2001; Puhl & Heuer, 2009).

Op het gebied van lichaamsgewicht, heeft de mensheid sinds kort een kantelpunt bereikt. Voor het eerst in de (ons bekende) geschiedenis, zijn er meer mensen met over- dan met ondergewicht (NCD-RisC, 2016). Het percentage mensen met overgewicht is sinds 1980 op wereldwijde schaal dusdanig toegenomen (ook in Nederland, zie grafiek), dat er ook wel gesproken wordt van ‘globesitas’ (Finucane et al., 2011; Swinburn et al., 2011).

Zijn dit allemaal luie en vraatzuchtige individuen zonder doorzettingsvermogen? Of is er iets anders aan de hand?

percentage-volwassenen-met-overgewicht-en-obesitas-van-1981-2015

Waarom mensen steeds dikker worden
Langzaamaan begint tot ons door te dringen, dat overgewicht niet zozeer een kwestie is van persoonlijk falen, maar van het leven in een obesogene (dikmakende) samenleving: een omgeving die mensen stimuleert om te veel te eten en daarnaast te weinig te bewegen (Egger & Swinburn, 1997; Dagevos & Munnichs, 2007). Kortweg: we leven in luilekkerland.

Genetisch gezien zijn wij ingesteld op een omgeving waarin voedsel schaars is en er veel lichaamsbeweging nodig is om te kunnen overleven. Hierdoor hebben wij in de loop van onze evolutie een aangeboren voorkeur voor calorierijk voedsel en comfort ontwikkelt. In wezen zijn wij dus allemaal lui en vraatzuchtig (Eaton et al., 1988; Power & Schulkin, 2013).

Maar waar deze eigenschappen ons eerst goed dienden, is er nu sprake van een mismatch tussen ons en onze omgeving. Of, zoals hoogleraar sensoriek eetgedrag Kees de Graaf zo treffend verwoordde: ‘Overeten is een normale reactie op een abnormale omgeving’.


Gerelateerd: Over gezond eten met de ‘nieuwe’ voedselpiramide en waarom ons huidige voedingspatroon toch zo’n probleem is


We worden bijna altijd en overal blootgesteld aan makkelijk verkrijgbaar ultrabewerkt kant-en-klaarvoedsel dat zeer smakelijk, goedkoop, lang houdbaar, mooi verpakt en goed gepromoot is. Daarnaast zijn we dankzij talloze technologische ontwikkelingen inmiddels van alle gemakken voorzien (Hill & Peters, 1998). Wil je niet worden blootgesteld aan dikmakende voedingsmiddelen of gebruik maken van de nieuwste technologische snufjes, dan kun je eigenlijk niet meer volwaardig deelnemen aan de Westerse samenleving. Dus worden we steeds dikker.

Om je een beter beeld te geven: onderstaande filmpje toont je in 40 seconden hoe de wereld dik werd…

Waarom diëten (bijna) nooit werken
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt, dat diëten op de lange termijn (bijna) nooit werken. Maakt niet uit welk dieet je volgt. Sterker nog: vaak werken diëten uiteindelijk averechts, doordat mensen na het dieet méér aankomen dan dat ze tijdens het dieet afgevallen waren. Dit terwijl er ook nog eens geen bewijs is, dat het volgen van een dieet leidt tot een betere gezondheidstoestand (Mann et al., 2007).

Reden dat diëten niet werken, ongeacht het soort dieet, is dat het principe van diëten (waarbij minder calorieën worden geconsumeerd dan nodig zijn om het bestaande gewicht te handhaven) indruist tegen onze hele natuur. Evolutionair gezien zijn wij gebouwd om te eten wat er te eten valt, het liefst zo calorierijk mogelijk (Eaton et al., 1988; Power & Schulkin, 2013).

De menselijke maag als bodemloze put
De meeste mensen denken dat ons verzadigingsgevoel zich in de maag bevindt – een heel logische gedachte die naar aanleiding van uitzonderlijke medische gevallen helaas onjuist gebleken is.

Zo kun je mensen die een stoornis aan het kortetermijngeheugen hebben, talloze malen achtereen volledige maaltijden serveren die ze met smaak op zullen eten, zolang ze de vorige maaltijd vergeten zijn en denken dat het etenstijd is (Rozin et al., 1998). Daar tegenover staat, dat mensen die geen maag meer hebben, zich prima verzadigd kunnen voelen. Of zich alsnóg kunnen overeten (Santoro, 2012).

beauty-review-het-principe-van-dieten-druist-in-tegen-onze-natuur

Ons gevoel voor honger en verzadiging, bevindt zich namelijk in de hersenen. Om specifieker te zijn: in de hypothalamus. We zijn erg gevoelig voor blootstelling aan voedselprikkels om ons heen, en onze hersenen zijn er helaas niet op gebouwd om een continue stroom aan eetverleidingen te kunnen weerstaan (Boswell & Kober, 2016). Want in onze Westerse samenleving, moeten we gemiddeld  zo’n 200 (met name onbewuste) voedselbeslissingen per dag nemen (Wansink & Sobal, 2007).


Gerelateerd: 5 manieren om van je buikvet af te komen


Geen kwestie van (gebrek aan) wilskracht
Denk jij dat je dermate gemotiveerd bent om gezonder te eten, dat jij dit bombardement aan eetverleidingen wel kunt weerstaan met al je wilskracht? Alweer mis! Ten eerste overschatten mensen hun zelfbeheersing. Ten tweede geldt voor iedereen, dat zelfbeheersing op een gegeven moment uitgeput raakt. Hoe meer eetverleidingen, des te sneller dit zal gebeuren. En in onze samenleving, zijn de eetverleidingen simpelweg te talrijk om er met de meest sterke wilskracht tegenop te kunnen botsen (Baumeister & Tierney, 2012).

Naast psychologisch, is het ook biologisch gezien bijna onmogelijk om blijvend veel gewicht te verliezen. Wanneer je lichaam registreert dat het ineens veel minder calorieën binnenkrijgt dan normaal, slaat het lichaam alarm uit angst te verhongeren. Je wordt gestimuleerd te gaan eten door de aanmaak van het hongerstimulerende hormoon ghreline te verhogen (Cummings et al., 2002). Tegelijkertijd zet je lichaam je stofwisseling een tandje lager, waardoor je minder snel calorieën verbrandt (Leibel et al, 1995). Het gevolg: een toegenomen hongergevoel en een trager metabolisme. Probeer dan nog maar eens gewicht kwijt te raken.

Dan maar meer bewegen?
Sommige mensen denken af te kunnen vallen door meer te gaan bewegen. Op zich natuurlijk een uitstekende gedachte, en beweging is zeker van groot belang om gezond te blijven. Je zult er echter niet veel van afvallen. Door te eten krijg je veel gemakkelijker calorieën binnen, dan dat je er met (intensieve) beweging weer afkrijgt (Franz et al., 2007).

Een voorbeeld: hoewel je er enkele minuten over doet om een Marsreep op te eten, zal het je minimaal drie kwartier stevig fietsen kostten om de 229 kilocalorieën die de reep bevat te verbranden. En dit compenseert alleen nog maar die ene reep.


Gerelateerd: Kan water drinken helpen om af te vallen?


dieten-werken-nietVan dieet naar nieuwe eetomgeving
Het volgen van een dieet is dus geen langdurige oplossing voor overgewicht nóch voor een betere gezondheid. Meer bewegen is zeer gezond, maar biedt in de meeste gevallen onvoldoende compensatie om blijvend gewicht te verliezen. De oplossing voor het tegengaan van overgewicht ligt veel meer in een adequate aanpassing van onze voedselomgeving (Mann et al., 2007).

Idealiter zou onze overheid hiervoor zorgen, maar ja, dat zal niet zomaar één-twee-drie lukken. Er zijn echter wel een heleboel kleine dingen die je kunt doen om je eigen, persoonlijke voedselomgeving (en dat van je gezin) te verbeteren.

Lees verder:

Gezond afvallen – nudge jezelf richting gezondere voedselkeuzes

5 tips om ongemerkt kleinere porties te gaan eten


Bronnenlijst

Baumeister, R., & Tierney, J. (2012). Wilskracht. De herontdekking van de grootste kracht van de mens. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.

Boswell, R. G., & Kober, H. (2016). Food cue reactivity and craving predict eating and weight gain: a meta‐analytic review. Obesity Reviews, 17(2), 159-177.

Crandall, C. S. (1994). Prejudice against fat people: ideology and self-interest. Journal of personality and social psychology, 66(5), 882.

Crandall, C. S., D’Anello, S., Sakalli, N., Lazarus, E., Nejtardt, G. W., & Feather, N. T. (2001). An attribution-value model of prejudice: Anti-fat attitudes in six nations. Personality and Social Psychology Bulletin, 27(1), 30-37.

Cummings, D. E., Weigle, D. S., Frayo, R. S., Breen, P. A., Ma, M. K., Dellinger, E. P., & Purnell, J. Q. (2002). Plasma ghrelin levels after diet-induced weight loss or gastric bypass surgery. New England Journal of Medicine, 346(21), 1623-1630.

Dagevos, H. & Munnichs, G. (2007). De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Amsterdam University Press.

Eaton, S. B., Konner, M., & Shostak, M. (1988). Stone agers in the fast lane – chronic degenerative diseases in evolutionary perspective. The American journal of medicine, 84(4), 739-749.

Egger, G., & Swinburn, B. (1997). An “ecological” approach to the obesity pandemic. British Medical Journal, 315(7106), 477.

Finucane, M. M., Stevens, G. A., Cowan, M. J., Danaei, G., Lin, J. K., Paciorek, C. J., … & Farzadfar, F. (2011). National, regional, and global trends in body-mass index since 1980: systematic analysis of health examination surveys and epidemiological studies with 960 country-years and 9· 1 million participants. The Lancet, 377(9765), 557-567.

Franz, M. J., VanWormer, J. J., Crain, A. L., Boucher, J. L., Histon, T., Caplan, W., … & Pronk, N. P. (2007). Weight-loss outcomes: a systematic review and meta-analysis of weight-loss clinical trials with a minimum 1-year follow-up. Journal of the American Dietetic Association, 107(10), 1755-1767.

Hill, J. O., & Peters, J. C. (1998). Environmental contributions to the obesity epidemic. Science, 280, 1371–1374.

Leibel, R. L., Rosenbaum, M., & Hirsch, J. (1995). Changes in energy expenditure resulting from altered body weight. New England Journal of Medicine, 332(10), 621-628.

Mann, T., Tomiyama, A. J., Westling, E., Lew, A. M., Samuels, B., & Chatman, J. (2007). Medicare’s search for effective obesity treatments: diets are not the answer. American Psychologist, 62(3), 220.

NCD Risk Factor Collaboration (NCD-RisC) (2016). Trends in adult body-mass index in 200 countries from 1975 to 2014: a pooled analysis of 1698 population-based measurement studies with 19· 2 million participants. The Lancet, 387(10026), 1377-1396.

Power, M. L., & Schulkin, J. (2013). The evolution of obesity. Baltimore: Johns Hopkins University Press.

Puhl, R. M., & Heuer, C. A. (2009). The stigma of obesity: a review and update. Obesity, 17(5), 941-964.

Rozin, P., Dow, S., Moscovitch, M., & Rajaram, S. (1998). What causes humans to begin and end a meal? A role for memory for what has been eaten, as evidenced by a study of multiple meal eating in amnesic patients. Psychological Science, 9(5), 392-396.

Santoro, S. (2012). Stomachs: does the size matter? Aspects of intestinal satiety, gastric satiety, hunger and gluttony. Clinics, 67(4), 301-303.

Swinburn, B. A., Sacks, G., Hall, K. D., McPherson, K., Finegood, D. T., Moodie, M. L., & Gortmaker, S. L. (2011). The global obesity pandemic: shaped by global drivers and local environments. The Lancet, 378(9793), 804-814.

Volksgezondheidenzorg (2016). Overgewicht. Opgehaald op 26 november 2016 van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie

Wansink, B., & Sobal, J. (2007). Mindless eating the 200 daily food decisions we overlook. Environment and Behavior, 39(1), 106-123.

Deel dit via:
Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail
Geplaatst in Schoonheid en Gezondheid Getagd met , ,

Review mijn reviews

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*